(26)

Beginnen autoriteit uit te oefenen als volwassen zoon of dochter

Als jonge jongen wist Jezus wat het betekende om de Zoon van God te zijn, maar toch onderwierp hij zich tot zijn dertigste aan zijn ouders en aan de wet van de Joodse cultuur. Maar als hij gedoopt is en vervuld met de Heilige Geest, heeft hij een nieuwe prioriteit,- alleen dat te doen wat hij zijn hemelse Vader ziet doen, en de dingen doen in overeenstemming met zijn Vaders tijdsplan. Zijn doop in de Geest leert ons drie dingen over onze eigen relatie met de Vader door hem. Ten eerste dat het in het ontvangen van de Heilige Geest is dat we de autoriteit verkrijgen van het zijn van volwassen zonen en dochters. Ten tweede dat we, wanneer we de Geest ontvangen, kunnen weten dat het echt is omdat ‘de Geest getuigt met onze geest dat wij
 erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christus zijn’. En ten derde leren we dat de komst van de Geest altijd gevolgd zal worden door confrontaties met Satan en met onze aardse voogden. Maar Jezus’ reacties in die situaties tonen ons hoe ook wij de verleidingen het hoofd kunnen bieden en succesvol om kunnen gaan met de confrontaties die we tegenkomen: met ouders en met etnische en religieuze leiders,- als ‘volwassen’ zonen en dochters in de Heilige Geest. - Johanna Duran-Greve (Duitsland) & Liza Ryan (Canada/VS)

SCHRIFTGEDEELTE

MARCUS (1:1 GH)

Dit is het begin van het Goede Nieuws van Jezus: de Messias, de “Zoon van God”.

LUCAS (3:21-23a GH)

Als Jezus wordt gedoopt – en aan het bidden is tussen heel het volk dat gedoopt wordt – ... ·daalt de Heilige Geest in lijfelijke gedaante als een duif op hem neer. Ook komt er een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn Zoon, de Geliefde, in jou heb ik een welbehagen!’ ·Hij, Jezus, is, als hij aldus begint, ongeveer dertig jaar oud.

JOHANNES (1:32-34 GH)

Johannes getuigt ook...: ‘Ik zag de Geest als een duif neerdalen... ·...Ik herkende hem niet, maar de Ene die mij gezonden heeft om te dopen met water, hij heeft tot mij gezegd: “Op wie je de Geest ziet neerdalen en op hem blijven, die is het die doopt met de Heilige Geest”. ·Ik heb zelf gezien
 dat hij de uitverkoren “Zoon van God” is.’

LUCAS (4:1-2a GH)

Jezus nu, vol van de Heilige Geest, keert terug van de Jordaan, en door de Geest is hij geleid in de woestijn, ·veertig dagen lang; daar wordt hij beproefd door de duivel, en hij eet niets.

MATTEÜS (4:3-5 GH)

De beproever komt op hem toe, en zegt
: ‘Als u “Zoon van God” bent, zeg tot deze stenen dat ze brood worden
’ ·Ten antwoord zegt hij: ‘Er staat geschreven
’ ·Dan neemt de duivel hem mee
 en doet hem staan op de daklijst van het heiligdom.

LUCAS (4:9b-12 GH)

Hij zegt: ‘Als u “Zoon van God” bent, werp dan uzelf van hier naar beneden, ·want er staat geschreven: “Hij zal zijn engelen gebieden over u te waken ·en
 u op handen te dragen, opdat u uw voet aan geen steen zult stoten”.’ ·Ten antwoord zegt Jezus...: ‘Er staat ook geschreven: “U zult de Heer, uw God, niet op de proef stellen”.’

MATTEÜS (4:8 GH)

De duivel
 toont hem alle koninkrijken van de wereld en hun heerlijkheid. 

LUCAS (4:6 GH)

En de duivel zegt tot hem: ‘Aan u zal ik al deze autoriteit geven...; want die is aan mij overgeleverd en ik geef haar aan wie ik wil.’

MATTEÜS (4:9-10a GH)

‘Al deze dingen zal ik u geven als u neervalt en mij aanbidt.’ ·Dan zegt Jezus tot hem: ‘Ga heen Satan! Want er staat geschreven
’

LUCAS (4:14a GH)

En Jezus keert terug naar Galilea in de macht van de Geest.

JOHANNES (2:1-5,9 GH)

Op de derde dag is er een bruiloft te Kana in Galilea; Jezus’ moeder is daarbij. ·Ook Jezus is met zijn discipelen ter bruiloft genodigd. ·Als er een tekort aan wijn komt, zegt Jezus’ moeder tot hem: ‘Ze hebben geen wijn.’ ·Jezus zegt tot haar: ‘Wat betekent dat tussen mij en u, vrouwe? Mijn uur is nog niet gekomen.’ ·Zijn moeder zegt tot de bedienden: ‘Wat hij jullie ook zegt, doet het!’ ...·Als de hofmeester het water proeft dat wijn geworden is
; alleen de bedienden
 zij weten er van.

(2:12-16, 18-19 GH)

Daarna daalt hij af naar KapernaĂŒm, hijzelf, zijn moeder, zijn broers en zijn discipelen , maar zij blijven daar niet
 ·want het Pesach der Joden is nabij. En Jezus trekt op naar Jeruzalem. ·In het heiligdom vindt hij de verkopers
 die daar zijn gezeten, en de geldwisselaars. ·Dan maakt hij van touwtjes een gesel en drijft ze allemaal het heiligdom uit,- ook de schapen en de runderen. De munten van de wisselaars strooit hij uit en hun tafels keert hij om. ·Tot de duivenverkopers zegt hij: ‘Haalt dit alles hier weg! Maakt van het huis van mijn Vader geen marktplaats!’ ...·Dan antwoorden de JudeeĂ«rs en zeggen tot hem: ‘Welk teken toon je ons, dat je dit alles doen mag?’ ·Jezus antwoordt hun: ‘Breekt deze tempel af en in drie dagen zal ik hem doen oprijzen.’ 

(5:19-20 GH)

‘De Zoon
 kan alleen de dingen doen die hij de Vader ziet doen. ·Want de Vader heeft diepe genegenheid [Gr. philei] voor de Zoon, en toont hem alles wat hij zelf doet.’

MEDITATIE

Als Jezus bij Johannes de Doper komt om door hem gedoopt te worden, is hij niet langer een kind, maar een jonge man van ongeveer dertig jaar oud. Als hij samen met een groep andere mensen wordt gedoopt, wordt hij ‘gezalfd’ met de Heilige Geest en met macht (Hand. 10:38). En vanuit de hemel verklaart de stem van de Vader dat Jezus ‘mijn Zoon’ is. In zijn evangelie noemt Marcus deze gebeurtenis het ‘begin van het Goede Nieuws’,- voor de Joden omdat Jezus de sinds lang verwachte ‘Messias’ (dat is: ‘de Gezalfde’) is, en voor allen die in hem geloven. Want in de ‘macht van de Heilige Geest’ is hij nu in staat om te handelen en te spreken met autoriteit als de ‘Zoon van God’. Op de ‘dag’ die hierboven beschreven wordt, gaat een van de profetieĂ«n die aan David gegeven is in vervulling: ‘Zo spreekt de Heer: “Jij bent mijn Zoon, heden heb ik jou voortgebracht” (Ps. 2:7, Med.#D). Dat is de taal van het meerderjarig worden, wat ook blijkt uit de ‘macht’ die Jezus ontvangt in de Geest, en uit de twee soorten confrontaties die volgen,- met de duivel en met Jezus’ voormalige menselijke voogden.

Maar de bovenstaande teksten verbinden deze gebeurtenis ook met een andere dag, de dag waarop ook wij gedoopt zullen worden met de Geest en met macht (Med.#49), en we horen hoe een andere belofte aan David ook op ons betrokken wordt: “Ik zal jullie Vader zijn en jullie zullen mijn zonen en dochters zijn” (1 Kor. 6:18, Med.#32). Dus als jij Jezus liefhebt en op hem vertrouwt, en zijn verlossing en gave van de Geest hebt aangenomen, dan mag je weten dat de woorden die de Vader tot Jezus sprak ook voor jou zijn, want hij houdt ook van jou (Med.#51). Lees Lucas 3:22 nog maar eens hardop, en dan nog eens maar dan met je eigen naam in de tekst: ‘Jij, __________, bent mijn geliefde zoon (dochter); Ik hou van jou! __________, in jou heb ik een welbehagen!’. Hoor je de Vader tot je spreken? De Geest verlangt er naar om ‘met onze geest te getuigen dat we Gods kinderen zijn,- erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christus’ (Rom. 8:15-17, Med.#5).

Het tweede wat we uit de bovenstaande teksten leren is dat de Heilige Geest niet slechts een machtsbron is, maar een persoon die ons leidt in dezelfde ‘machtsstrijd’ als waar Jezus mee geconfronteerd werd. De duivel, die de nieuwe macht in ons leven herkent, zal ons willen verleiden om die te misbruiken. Om Jezus voor te bereiden op deze confrontatie leidt de Geest hem in afzondering en in een tijd van vasten. We vasten niet om macht te ontvangen. We vasten, als de Geest ons daartoe leidt, om tijd door te brengen met onze Vader, opdat ook wij kunnen gaan staan in de macht die hij ons al gegeven heeft, en zo beter kunnen meewerken in wat hij doet,- omdat de Vader net zo’n diepe genegenheid heeft [Gr. philei] voor ons als vrienden, als voor Jezus (Med.#59). En gezien Jezus’ antwoorden op Satan, mogen we ook concluderen dat de Geest onze Oudste Broer leidde in het overdenken van de Schrift tijdens zijn tijd van vasten in de woestijn.

Ten derde laten de bovenstaande teksten zien hoe de Satan ons als volwassen zonen en dochters van de Vader probeert te verleiden om onze ‘macht’ te misbruiken, bijvoorbeeld om in onze eigen lichamelijke behoeften te voorzien, of om over onze natuurlijke menselijke grenzen te gaan, of om een publieke vertoning te maken van onze goddelijke macht. Veel Christenen die in de bediening staan overwerken zichzelf tot het uiterste en verwachten dan dat God tot hun redding komt. Of zij promoten tekenen en wonderen als de manier om de huidige, sceptische mens zover te krijgen dat zij haar geloof op Jezus stelt. Maar in plaats van een teken van geloof, is dit eerder een teken van een gebrek aan geloof,- een behoefte om ‘God op de proef te stellen’. En ten slotte kunnen we, vanuit ons verlangen naar de invloed van het Evangelie op de maatschappij, verleid worden een sluiproute te volgen naar het verkrijgen van autoriteit over alle volken, zonder de weg van het kruis te gaan.

Ten vierde zal de Geest ons ook in confrontaties met onze ouders leiden. De bruiloft die Jezus bijwoonde in Kana was waarschijnlijk die van een familielid, omdat het gezag over de bedienden bij Jezus’ moeder berustte. Een tekort aan wijn op zo’n publiek feest is een verschrikkelijke schande voor de familie, en dus wendt Maria zich tot haar zoon. Jezus’ reactie doet vermoeden dat hij haar over zijn doop in de Geest verteld had, want zij lijkt er op te zinspelen dat hij zijn nieuwe autoriteit nu kan gebruiken ten bate van de familie. Maar Jezus’ eerste prioriteit ligt nu bij de plannen van zijn hemelse Vader en diens tijd, en niet meer bij de wensen en zorgen van zijn aardse familie. Door haar aan te spreken als ‘vrouwe’ geeft hij uiting aan een nieuwe afstand tussen hen, maar tegelijkertijd aan zijn blijvende genegenheid voor haar. Als Maria weggaat, raadpleegt Jezus zijn Vader die hem laat zien hoe hij zijn familie kan zegenen, zonder daar openbaarheid aan te geven. Merk op dat Jezus zijn familie niet negeert of afwijst. Integendeel! Als hij polshoogte gaat nemen in KapernaĂŒm, als mogelijke uitvalsbasis voor zijn bediening in Galilea, dan neemt hij hen mee. En later, vanaf het kruis, draagt hij Johannes op om voor zijn moeder te zorgen (Joh. 19:26-27).

De laatste confrontatie, met de Judese leiders van zijn eigen volk, vindt plaats in de Tempel. Tijdens eerdere Pesachvieringen als kind (Med.#25) had Jezus vast ook de marktkraampjes en de geldwisselaars gezien in de ‘Voorhof der Volkeren.[i] Hij heeft toen vast, net als nu, gevoeld dat hun aanwezigheid een belediging was van zijn Vaders huis, wat bedoeld was om ‘een huis van gebed voor alle volken te zijn (Med.#21). Maar nu dat hij volwassen autoriteit heeft ontvangen door de Geest leidt zijn Vader hem om deze praktijk aan de kaak te stellen. Door de tijd te nemen om ‘van touwtjes een gesel te maken’ laat Jezus zien dat zijn ‘ijver’ geen plotselinge woedeaanval is. Noch is het een afwijzing van zijn eigen maatschappelijke en religieuze leiders, want hij blijft respect onderwijzen: voor hen en voor de Schrift waaruit zij onderwijzen (Med.#12),- zelfs als zij zelf niet altijd in praktijk brengen wat zij anderen onderwijzen (Med.#68).

Leren zulke confrontaties allereerst het hoofd te bieden in de context van je eigen cultuur – in overleg met je Vader en geleid door de Geest – is een belangrijke voorbereiding op crossculturele zending, zoals we in de volgende meditatie zullen zien.

HET WOORD BIDDEN

Vader, als uw geliefde, volwassen zoon/dochter blijf ik mijn ouders eren, en onderwerp ik mij aan alle overheden en machten. (Luc. 3:22; Ex. 20:12; Tit. 3:1)

Maar ik aanbid u alleen, en eer uw naam boven alle andere ‘vaders’ en ‘heren’.   (Matt. 4:10, 6:9; 1 Kor. 8:6)

Laat mij in tijden van confrontatie zien wat u doet, want ik wil net als Jezus een volwassen zoon/dochter zijn, en alleen dat doen wat ik u zie doen.   (Joh. 5:19-20; 2 Kor. 6:18)

VOETNOOT

[i] Zie voetnoot [i], Med.#21.